Een register is geen erkenning, het is een etiket

Om in het register te komen, moet je in een hokje passen. Heb je een beperking, maar kun je functioneren? Dan ben je 'te goed'. Blijf je nét achter op de arbeidsmarkt, maar ben je nog niet volledig uitgevallen? Dan moet je eerst falen voordat je hulp krijgt. Je moet aantonen dat je het niet redt, met testen, formulieren en bewijzen. Niet omdat iemand in je gelooft, maar omdat je officieel bent afgekeurd. Het systeem werkt niet als vangnet, maar als filter. Alleen wie onderaan ligt, mag erdoor.
Toen mijn werkcoach zei dat ik in het register moest, voelde dat als een stempel: 'arbeidsbeperkt.' Een label dat zich vastzet, ongeacht je talent of ambitie. Voor sommigen lijkt het erkenning, maar voor velen als een hardnekkige stempel die moeilijk te wissen is. Ze zeiden: "Dat vergroot je kansen op werk." Wat ze niet zeiden: dat ik eerst door een proces moest waarin ik moest bewijzen dat ik niet goed genoeg was. Dat ik mijn TOS moest zien als handicap, terwijl ik mezelf niet zo zie. En als je eenmaal in dat register staat, ben je voor werkgevers geen collega meer, maar subsidie. Geen talent, maar een risico met papierwerk. Niemand vroeg: "Wat wil jij eigenlijk?" Alles draaide om mijn beperking, alsof dát het enige was wat ik te bieden had.
Mijn moeder en ik vochten tegen dat label. Ze wilden mij koste wat kost in dat hokje duwen, zodat ik geld waard werd voor het systeem. Niet omdat ik die hulp écht nodig had, maar omdat het hen uitkwam. Heel even begon ik zelf te geloven dat ik niet meer was dan een nummer in dat register, maar ik weet inmiddels beter. Ik ben geen project. Geen regeling. Geen vinkje op een lijst. Mijn TOS maakt mij anders, maar niet minderwaardig.
Zolang instanties blijven denken in beperkingen in plaats van mensen, is er geen sprake van inclusie. Inclusie begint niet met een register. Inclusie begint met vertrouwen en dat lijkt de overheid in 2025 nog steeds niet te hebben!
*Dit gaat over de periode van januari 2023